Nota van Antwoord op Notitie Reikwijdte en Detailniveau - Programma Ruimte voor Defensie

15-06-2024

Defensie zoekt naar ruimte binnen Nederland. Fysieke ruimte zoals kazernes en oefengebieden. Maar ook (milieu)ruimte om bijvoorbeeld te kunnen varen, vliegen en rijden binnen passende normen.

De stabiliteit in Europa staat onder druk en als gevolg van de verslechterde veiligheidssituatie moet de krijgsmacht sneller, vaker en langer kunnen worden ingezet. Dit leidt ook tot een toename van militaire activiteiten in Nederland die ruimte vragen. Met het NPRD brengt het kabinet de ruimtelijke behoefte in kaart en stemt die af met andere nationale en regionale ruimtelijke opgaven. In veel ingediende zienswijzen is er begrip voor het feit dat onze verdediging nu meer ruimte vraagt. Veel insprekers herkennen dat de internationale veiligheidssituatie fundamenteel is veranderd en dat dit ook voor Nederland gevolgen heeft. Nut en noodzaak van het programma Ruimte voor Defensie wordt in het overgrote deel van de zienswijzen niet in twijfel getrokken.

Luchthaven Eindhoven Overleg
Hieronder zijn alle punten uit de zienswijzen vanuit het Luchthaven Eindhoven Overleg (punt 1218 in het document) terugvinden. Het betreft de punten: 417, 547, 624, 756, 952, 1490, 2043, 2044 en 2231 in het document.

417 Indiener vraagt in hoeverre bij het stationeren van jachtvliegtuigen veiligheidsrisico’s voor burgers en bedrijven in dichtbevolkte gebieden worden meegenomen.
Defensie heeft behoefte aan ruimte voor toename van activiteiten met jachtvliegtuigen. Een belangrijke aanleiding voor deze behoefte is het ACE-concept (Agile Combat Employment). Dit is een netwerk van verschillende vliegvelden waar vliegtuigen kunnen worden gestationeerd om de kans op succesvolle aanvallen van tegenstanders te verminderen. Des te meer locaties beschikbaar zijn, des te beter invulling gegeven

wordt aan het ACE-concept. Defensie begrijpt echter dat het slechts haalbaar is om de activiteiten te verdelen over de huidige beschikbare locaties en/of 1-2 extra locaties.

547 Indiener vraagt om de impact van geluid en trillingen op bedrijven, waaronder de grote en belangrijke hightechbedrijven, in de omgeving van EA mee te nemen in de beoordeling.
Defensie onderzoekt in het planMER de impact van geluid en trillingen op de omgeving, waaronder bedrijven. Daarnaast onderzoekt Defensie ook de omgevingsveiligheid van de ontwikkeling en de impact daarvan op de omgeving. Bedrijven vallen hier ook onder. Defensie neemt de uitkomst hiervan mee in haar afweging voor een locatiekeuze

624 Indieners stellen alternatieve (buitenland)locaties, zoals een maritiem vliegdekschip, voor jachtvliegtuigen, helikopters en drones voor, vanwege een onevenredige geografische verdeling, de overweging van één gedeactiveerde luchthaven, de mogelijk gunstige ligging van alternatieven en het strategische idee om jachtvliegtuigen te stationeren bij grenzen waar dreiging heerst. Indieners wensen onderzoek naar voornoemde punten.
Alle redelijkerwijs te beschouwen alternatieven zijn in een eerder stadium afgewogen. In de ruimtebehoefte voor jachtvliegtuigen die Defensie in Nederland nodig heeft is rekening gehouden met het optimaliseren van de mogelijkheden voor opleiding en training in het buitenland en het gebruik van vliegsimulatoren. Defensie moet daarnaast echter ook rekening houden met extra jachtvliegtuig capaciteit in Nederland voor bondgenootschappelijke verplichtingen taken zoals NAVOoefeningen en de (tijdelijke) stationering van jachtvliegtuigen in de fase van troepenopbouw in vredestijd of in de voorfase van een dreigend conflict. In het planMER worden meerdere alternatieven voor alle behoeften onderzocht. Er is op voorhand niet al een keuze gemaakt voor één van de locaties. In het onderzoek wordt ook cumulatief gekeken wat de hinder is van de behoeften samen voor locaties. Mede op basis van dit onderzoek wordt door het kabinet besloten over een voorkeursalternatief.

756 De indiener wil weten wat de gevolgen van eventueel militaire vliegtuigen op het militaire deel van Eindhoven kan betekenen voor het civiele deel en of er dan mitigerende maatregelen zijn om de geluidsruimte van het militaire deel te laten afnemen?
Het militaire en civiele vliegverkeer op militaire luchthaven Eindhoven hebben elk hun eigen geluidruimte sinds Luchthavenbesluit Eindhoven 2014. De vergunde militaire en civiele geluidruimte mogen niet worden overschreden. Hier ziet de Militaire Luchtvaart Autoriteit op toe namens de minister van Defensie. Jaarlijks worden de gemaakte militaire en civiele geluidbelasting in kaart gebracht en vergeleken met de vergunde militaire en civiele geluidruimten. Hierbij worden de militaire en civiele geluidruimten niet uitgewisseld en niet bij elkaar opgeteld. Formeel is er derhalve geen ’cumulatief’: een toename van het militaire gebruik leidt dus niet tot een lager civiel gebruik. Er blijft elk jaar militaire geluidruimte 
’over’, dat wil zeggen dat deze niet wordt ’vol gevlogen’. In de militaire geluidruimte van Eindhoven is ruimte gereserveerd voor de officiële reserveveldfunctie voor jachtvliegtuigen die in uitzonderlijke gevallen wordt gebruikt. Als de reserveveldfunctie niet wordt ingezet, mag de daarbij behorende geluidruimte worden gebruikt voor andere nevenfuncties (zie toelichting bij Luchthavenbesluit Eindhoven). Het verminderen van de transportvliegtuigcapaciteit is niet zomaar mogelijk. Nederland heeft afspraken en toezeggingen aan de NAVO na te komen wat betreft bondgenootschappelijk medegebruik, jaarlijkse oefenprogramma’s en dergelijke. Het Agile Combat Employmentmodel (ACE) van de NAVO is bedoeld voor snelle proactieve en reactieve uitvoering vanaf ’main operating bases’ (MOB, thuisbases) en ’deployment operating bases’ (DOB, zoals Eindhoven met een transport- en reserveveldfunctie jachtvliegtuigen). De principes van wendbaarheid, weerbaarheid en versterking door ACE houden niet zonder meer in dat NAVOcapaciteiten kunnen of zullen worden verminderd op DOB Eindhoven.

952 Indiener wil duidelijkheid over gevolgen van de eventuele aanscherping van het juridisch regime voor woningbouw en energieprojecten.
In de huidige laagvlieggebieden wordt de beschikbare ruimte voor laagvliegen steeds beperkter (in omvang en kwaliteit), bijvoorbeeld doordat windturbines worden geplaatst. Met een planologisch regime beoogt Defensie meer zeggenschap te hebben bij het plaatsen van obstakels in laagvlieggebieden. De inhoud van dit regime moet nog vorm krijgen en is mede afhankelijk van de keuzes van het kabinet die op basis van het plan MER worden gemaakt. Defensie wil de energietransitie mede mogelijk maken, maar heeft ook ruimte nodig voor training van helikoptervliegers.

1490 Indiener vraagt welke norm gehanteerd is bij beoordelen indicatoren gezondheid
De WHO-advieswaarden worden naast de wet- en regelgeving beschouwd bij de effectbeoordeling.

2043 De indiener mist in het afwegingskader het principe van het nemen van mitigerende maatregelen ter compensatie van negatieve effecten
Mitigerende maatregelen worden waar mogelijk al beschreven. Dit leent zich echter meer voor de volgende procedure, na vaststelling van het NPRD, omdat dan meer details van de betreffende ontwikkeling en het exacte ruimtebeslag bekend zijn.

2044 De indiener verzoekt om bij de luchtmachtbasis van Eindhoven ook het huidige militair gebruik als referentiesituatie mee te nemen, en om het referentiejaar goed in kaart te brengen ook de woningbouwplannen van Noord-Brabant tot 2040 in de referentie situatie mee te nemen.
Bij alle luchthavens wordt het huidige gebruik ook meegenomen in de effectbepaling. De woningbouwplannen die concreet zijn vastgelegd in ruimtelijke plannen worden meegenomen bij de beoordeling van alternatieven.

2231 Indiener stelt dat In het beoordelingskader op pg. 90 bij het kopje Sociaal en Vitaal het onderwerp economie is genoemd. Hierbij worden als positieve effecten genoemd: werkgelegenheid, kennis en innovatie. Bij de beoordeling zouden de daadwerkelijke effecten moeten worden gewogen. In sommige regio’s kunnen de effecten van meer defensieactiviteiten op gebied van werk gelegenheid en innovatie ook negatief zijn.
Het thema economie en de impact op de werkgelegenheid, kennis & innovatie bij de ontwikkeling op de omgeving is onderdeel van het beoordelingskader en wordt inzichtelijk gemaakt in het planMER. Bij de beoordeling wordt de impact op de omgeving gemeten, dit betreft zowel positieve als negatieve impact.

Afbeeldingen

X (voorheen Twitter)

Cookie-instellingen